Een jaar tussen de Koerdische strijders: leven, macht en de zoektocht naar een alternatief.

Cartoon van Koerdische strijders die onder een boom woordjes leren, terwijl een drone boven hen vliegt.
Cartoon van Koerdische strijders die onder een boom woordjes leren, terwijl een drone boven hen vliegt.

De geur van walnotenbomen, het gedempte geluid van Kalasjnikovs die tegen een tentdoek rusten en het besef dat elk moment Turkse bommenwerpers boven je hoofd kunnen verschijnen. Voor de Nederlandse journalist Frederike Geerdink was dit een jaar lang de realiteit. Ze kreeg unieke toegang tot de kampen van de Koerdische PKK in de bergen van Irak – een plek waar maar weinig buitenstaanders ooit een voet hebben gezet.

Het resultaat van dat jaar is geen sensationeel oorlogsverhaal vol bloed en kogels, maar een veel dieper verslag: een inkijk in een wereld waar strijd niet alleen bestaat uit wapengekletter, maar ook uit taal, identiteit, en het langzaam bouwen aan een alternatief voor een wereld die in de ogen van de strijders onvermijdelijk in elkaar zal storten.

Een journalist tussen macht en verzet.

Geerdink werkte ruim vijftien jaar in Turkije en Koerdistan. Daar leerde ze dat journalistiek en macht nooit los van elkaar bestaan. “Alle journalistiek ís activisme,” zegt ze in de podcast Left Laser, gepresenteerd door Bob Scholte. Ze wijst op de illusie van objectiviteit: elke journalist kijkt door een lens gevormd door afkomst, positie en overtuiging. Haar eigen lens werd geslepen in de bergen, tussen mensen die dagelijks hun bestaan bevechten.

Toen ze in 2015 door de Turkse autoriteiten werd uitgewezen, stond haar leven op zijn kop. Toch keerde ze kort daarna terug – niet naar Turkije zelf, maar naar de bergen van Noord-Irak. Daar kreeg ze toestemming van de PKK om een jaar met hun strijders te leven. De enige voorwaarde: zich houden aan veiligheidsinstructies.

Het taalkamp onder de walnotenbomen.

Haar eerste maanden bracht ze niet door in loopgraven, maar in een klaslokaal van hout en steen. Ze leerde Koerdisch, samen met jonge strijders die vaak hun eigen moedertaal nauwelijks kenden door decennia van onderdrukking. Het leren van die taal bleek voor hen geen schoolse bezigheid, maar een daad van verzet.

“Het was hun manier van wraak,” vertelt Geerdink. “Niet met kogels, maar door eindelijk weer Koerd te zijn.” Terwijl buiten drones cirkelden, oefenden de strijders vervoegingen en woordjes. Hun kalasjnikovs stonden onaangeroerd naast de tent.

Die ervaring veranderde haar blik. De revolutie die deze strijders nastreven, concludeerde ze, verloopt niet in flitsende veldslagen, maar langzaam. Elk woord Koerdisch dat ze leren, elke discussie over geschiedenis of gender, is onderdeel van een strijd tegen de macht die hen eeuwenlang probeerde uit te wissen.

Strijd en ideologie.

De PKK begon in de jaren zeventig als marxistisch-leninistische beweging, geleid door Abdullah Öcalan. Sinds zijn gevangenschap in 1999 heeft de beweging een ideologische omwenteling doorgemaakt. Geen streven meer naar een onafhankelijke Koerdische staat, maar naar “democratisch confederalisme”: een radicale vorm van decentralisatie, antikapitalistisch en anti nationalistisch.

Die ideologie verklaart ook hun hardnekkigheid. “Militair zijn ze niet sterk,” zegt Geerdink. “Het Turkse leger is het tweede van de NAVO. Toch bestaat de PKK sinds 1984. Dat kan alleen omdat ze zich telkens aanpassen en omdat hun strijd niet primair draait om wapens, maar om ideeën.”

In de kampen sprak ze strijders die hun leven zonder aarzeling in dienst stelden van dat ideaal. Toch ging het hen niet om de vraag of hun utopie in hún leven gerealiseerd zou worden. “Misschien niet in ons leven, maar ooit,” zeiden ze. Voor hen is volharding belangrijker dan resultaat.

Het gevaar in de bergen.

Toch bleef het gevaar aanwezig. In de taalkampen hingen takjes naast het geïmproviseerde kussen van de strijders – een vreemd soort talisman. Niet om te kauwen uit verveling, maar om op te bijten bij bombardementen. Wie zijn mond gesloten hield, riskeerde orgaanschade door de luchtdruk van inslaande bommen.

“Als er ’s nachts vliegtuigen overvlogen, greep ik half slapend mijn takje,” vertelt Geerdink. “Dan dacht ik: nu kan ik rustig verder slapen.” Het tekent de bizarre mengeling van doodsgevaar en dagelijkse routine waarmee strijders leven.

Van gewapende strijd naar politieke toekomst?

Tijdens haar verblijf maakte Geerdink ook mee dat de PKK officieel verklaarde de gewapende strijd te beëindigen. Geen overgave, benadrukten ze, maar een signaal aan Turkije en de regio. “Ze houden hun wapens,” legt Geerdink uit. “Niet om aan te vallen, maar voor zelfverdediging. Ze willen laten zien: wij zijn bereid, maar het is aan de staat om vrede mogelijk te maken.”

In Syrië kregen de ideeën van de Koerdische beweging al concretere vorm. Nadat het regime van Assad zich in 2012 uit het noordoosten had teruggetrokken, bouwden Koerdische organisaties daar hun model van lokale democratie op. Te midden van de oorlog tegen ISIS ontstond een sociaal experiment: raden, vrouwenquota, meertaligheid en zelfbestuur.

Macht, media en framing.

Het verblijf tussen de strijders bracht Geerdink ook tot een scherpe analyse van journalistiek zelf. Volgens haar verschuilen te veel journalisten zich achter zogenoemde objectiviteit, terwijl ze in de praktijk vaak de dominante macht versterken.

Ze hekelt bijvoorbeeld Nederlandse media die het woord “oorlog” gebruiken voor de slachting in Gaza, terwijl het volgens haar gaat om genocide. “Door niet de juiste woorden te gebruiken, speel je de macht in de kaart,” zegt ze. Haar pleidooi: journalistiek moet altijd pleiten voor sociale verandering, anders verliest het zijn bestaansrecht.

Een spiegel voor Turkije.

Voor Geerdink werd duidelijk dat decentralisatie – het basisidee van de PKK – niet alleen in Koerdische gebieden, maar in heel Turkije voordelen zou kunnen brengen. Ze wijst op de Zwarte Zeekust, waar lokale dorpen strijden tegen de bouw van waterkrachtcentrales die hun natuur vernietigen. Als die dorpen meer zeggenschap hadden, zouden ze hun bossen kunnen beschermen en natuurrampen voorkomen.

Decentralisatie is volgens haar geen Koerdisch belang, maar een nationaal belang. Het zou nationalistische Turken niet minder Turks maken, benadrukt ze, maar juist meer grip geven op hun eigen land.

De kracht van verhalen

Misschien is dat de grootste les van haar jaar in de bergen: dat macht zich niet alleen toont in tanks of drones, maar ook in verhalen. Wie het narratief beheerst, bepaalt de toekomst. Voor de strijders die zij ontmoette, was de inzet dan ook helder: hun verhaal vertellen, hun bestaan vastleggen, zodat er ooit een alternatief klaarstaat voor als de huidige orde instort.

En Geerdink? Zij ziet het als haar taak om dat verhaal door te geven. Niet als neutrale buitenstaander, maar als journalist die erkent dat elke pen een wapen is – tegen macht, voor waarheid.

Conclusie.

Het jaar tussen de Koerdische strijders was voor Frederike Geerdink geen avontuur in de traditionele zin van het woord. Het was een confrontatie met de fundamentele vragen van journalistiek, macht en menselijkheid.

In de stilte onder de bomen, tussen de lessen Koerdisch en de angst voor bombardementen, ontdekte ze dat verzet niet altijd luidruchtig hoeft te zijn. Soms is het fluisteren van een verboden taal al een daad van revolutie.

De toekomst van de Koerdische beweging blijft onzeker, gevangen tussen regionale grootmachten en interne strijd. Maar één ding is duidelijk: hun zoektocht naar een alternatief systeem – gedecentraliseerd, egalitair en solidair – resoneert verder dan de bergen alleen. Het stelt ook ons de vraag: welke wereld willen wij eigenlijk bouwen, als de oude structuren ooit wankelen? ■

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *