De spanning hing al in de studio nog vóór de eerste vraag was gesteld. Een nieuw gezicht aan de politieke frontlinie verklaarde zonder omwegen dat Nederland “weer zelf de dienst moet uitmaken.” Lidewij de Vos, kersverse lijsttrekker van Forum voor Democratie, schoof aan om één woord te verdedigen dat sinds het Brexit‑referendum in Europa als een electrische lading door debatten jaagt: Nexit. Wat volgt is geen technocratische exercitie, maar een botsing van wereldbeelden, over economie en identiteit, over grenzen en gewoonten, over snelheid van perken en traagheid van bestuur.
De kern van het FVD‑betoog is eenvoudig en onwrikbaar gepresenteerd: de Europese Unie is in de praktijk “on-hervormbaar.” Pogingen om een recht op een nationale opt‑out te regelen, bijvoorbeeld rond migratie, liepen vast op de eis van unanimiteit. Wie zelf wil beslissen of er een asielstop komt, of Nederland zich committeert aan de Green Deal, of hoe ver mestregels reiken, kan volgens De Vos niet om één conclusie heen: uittreden. Supranationale besluitvorming is voor haar geen versterking van soevereiniteit, maar het verlies ervan.
“Handel kan altijd”: tot je rozen verleppen.
Tegenover dat principiële betoog staat de nerveuze logica van de handel. Een verslaggever wandelt een rozen zee in: de grootste rozen kwekerij van Europa draait jaarlijks meer dan zestig miljoen stelen, waarvan tachtig procent over de grens gaat, vooral binnen de EU. Het is het type keten waar elke minuut telt: extra papierwerk, controles aan de grens, net een dag vertraging, en het product verliest zijn waarde. De kwekerij vreest dat een Nexit administratie opstapelt en de ‘vers‑logistiek’ breekt. Het is geen ideologisch bezwaar, maar een logistieke nachtmerrie‑in‑de‑maak.
Op een boerenerf in Lunteren klinkt hetzelfde pragmatisme. De familie produceert al generaties lang kaas en verkoopt richting Duitsland, België en Frankrijk—markten die nu moeiteloos bereikbaar zijn. De les uit het Verenigd Koninkrijk is voor hen concreet: “naar de Brexit” leveren ze daar niet meer aan; het is “teveel gedoe.” Wie koeien moet melken wil geen ambtelijke marathon rennen. En waar elke extra barrière een kostenpost is, wordt het product aan de andere kant van de grens duurder. De conclusie van de boer is even nuchter als somber: Nexit lijkt hem “een heel slecht idee.”
Het politieke verlangen naar de schakelaar op ‘uit’.
Lidewij de Vos houdt voet bij stuk: samenwerking blijft mogelijk, zelfs waarschijnlijk. Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein drijven tenslotte ook handel met de EU; Nederland zou zich bij zo’n vrijhandelsomgeving kunnen aansluiten. In dat scenario, zegt zij, herwint Den Haag controle over grenzen en beleid, terwijl het economische verkeer in aangepaste vorm doorgaat. Zo wordt handel hergedefinieerd als een set van verdragen tussen soevereinen, niet als eindstation van politieke integratie.
Maar aan tafel komt direct het bekende contrapunt: wie buiten de EU blijft, volgt vaak alsnog een groot deel van het Europese regelboek, draagt bij in kas of projecten, en heeft weinig tot geen stemrecht in de totstandkoming van die regels. De Zwitserse en Noorse modellen zijn minder soeverein dan ze lijken; afhankelijk van de gekozen relatie betaal je mee, pas je aan, en knik je soms bij besluiten die je niet mede hebt genomen. Politieke autonomie op migratie kan groeien, economische autonomie kan krimpen. Die ruil is de harde rand van elk scenario buiten het clubhuis.
De euro als kluts ei.
Dan de munt. Uit de EU stappen zónder euro‑vraagstuk is onmogelijk. De metafoor die in de studio valt, is onvergetelijk: de euro is als eieren die eenmaal in dezelfde kom zijn losgeklopt; probeer daar nog maar eens één ei uit te lepelen. De financiële verwevenheid is verdiept tot in pensioenfondsen, bankbalansen en kredietwaardigheid. Wie de uitstap aankondigt, zal eerst het marktsentiment moeten trotseren: op het moment dat “Nederland verlaat de euro” op schermen wereldwijd knippert, herprijzen beleggers in seconden wat over jaren zou moeten worden ontward. De Vos pleit voor geleidelijkheid; critici vrezen dat de wereld zelden geleidelijk reageert.
Toch keert De Vos het argument om: juist de euro zou Nederland schade toebrengen. Ze wijst op de enorme pensioenpotten en de lage rente die, in een muntunie met zwakkere economieën, rendement zou verdampen. Een terugkeer naar de gulden moet niet “van de ene op de andere dag”, maar stap voor stap. Het pleidooi is tegelijk technisch en normatief: het gaat over rente, maar ook over regie; over spreadsheets, maar vooral over wie aan de knoppen zit.
Brexit als spiegel, de cijfers en de verhalen.
Wat leert het Britse pad? In de studio vallen twee zinnen die het hele spectrum vangen. Eén: de voorspelde afgrond viel uit; het VK reed niet in één keer het ravijn in. Twee: “Brexit is een langzaam leeglopende fietsband”—de economie is kleiner geworden dan zij anders zou zijn geweest. De orde van grootte die daar bij genoemd wordt, vier procent van het bbp, vertaalt zich grofweg naar zo’n honderd miljard per jaar aan misgelopen omvang. Geen crash, wél sluipverlies. Die twee waarheden knarsen naast elkaar, en precies in dat knarsen huist de politieke ruimte voor zowel hoop als waarschuwing.
Dan is er de migratie, ironisch de motor achter veel Leave‑stemmen in 2016. Het VK, zo klinkt in de uitzending, bleef een magneet voor migranten, en aantallen liepen zelfs op. Voor De Vos is dat geen argument tégen uitstappen, maar tegen half werk: als je éérst de knoppen terugkrijgt, moet je ze ook daadwerkelijk anders zetten. Een asielstop, remigratie, het beëindigen van klimaatbeleid: pas dán wijkt beleid wezenlijk af van Brussel. Voor tegenstanders is het juist de waarschuwing: wie denkt aan de grens een simpele kraan te vinden, ontdekt dat economie en demografie beide over meerdere pijpleidingen lopen.
Het ongemak van cijfers die gelijk én ongelijk geven.
Ergens tussen de studio en het stalraam ligt een getal dat de kaarten schudt: 70 procent van de Nederlandse export gaat naar EU‑landen. Voorstanders van Nexit overwegen die afhankelijkheid anders te framen: geen gijzeling, maar onderhandelingsmacht om elders betere deals te sluiten, bijvoorbeeld één‑op‑één met de Verenigde Staten, vrij van ballast uit Berlijn of Parijs. Tegenstanders wijzen op schaal: waar grote blokken importheffingen tegen elkaar wegstrepen, moet een klein land vechten voor elke basisregel. En waar het vandaag vlot loopt, legt morgen een veterstrik van regels het verkeer lam. Het is de vraag of de Europese markt—na decennia van integratie—nog steeds net zo neutraal zou handelen richting een buur die zich uit de politieke kamer heeft teruggetrokken.
Het tv‑moment zelf reflecteert die spanning in het klein. Terwijl De Vos benadrukt dat Nederland structureel vastzit aan besluiten die elders worden gemaakt, de Green Deal als symbooldossier, brengen anderen in dat Nederland zélf aan de Europese tafel voor die plannen heeft getekend. “Wij zijn de EU,” luidt het tegenargument; democratische legitimiteit verloopt via het Europees Parlement en de Raad, waarin Nederlandse stemmen meetellen. De Vos noemt het “een ondemocratische bureaucratie” met een “democratisch deficit”; haar tafelgenoten leggen daar het betrouwbaarheidsprobleem naast: als je binnen de Unie al moeite hebt compromissen te sluiten, waarom zou het buiten de Unie eenvoudiger zijn?
Politieke energie versus economische traagheid.
Wat Nexit aantrekkelijk maakt voor een deel van de kiezers, is niet alleen het beleidsmenu, minder migratie, geen klimaatwetgeving, vrijere agrarische regels, maar vooral de belofte van beheersbaarheid. Een natiestaat voelt overzichtelijk; de route van stem naar besluit lijkt korter. Maar economie is traag, kleverig en path‑dependent. Leveranciersketens, arbeidsmarkten, regelgeving, ze houden niet van noeste omzwaai, laat staan van juridisch limbo. De ‘tussenstand’ die in het Verenigd Koninkrijk soms wordt benoemd, geen crash, wel frictie, zou voor Nederland als spiegel kunnen dienen: hier minder steun voor uitstappen, dús meer kans op half compromissen; daar misschien meer consensus over soevereiniteit, maar minder over het gebruik ervan. In die asymmetrie groeit het risico dat politiek snel wil en economie traag kan.
Waar de abstractie eindigt en de werkelijkheid begint.
De kracht van de uitzending schuilt in het schakelen tussen niveaus. Eerst de principiële vraag: wil Nederland zelf de grenzen bepalen en het klimaatbeleid stopzetten? Dan het systeemniveau: is de EU hervormbaar, of is unanimiteit een onneembare muur? Vervolgens de praktische laag: wat gebeurt er morgen met een roos die een dag langer onderweg is, of met een kaasmaker die weer douanepapier moet leren invullen? En tenslotte het monetaire fundament: is er een elegante route terug van euro naar gulden, of bestaat elegantie in de markten slechts bij gratie van voorspelbaarheid? Het debat toont hoe elk antwoord een nieuwe rij vragen oproept, en hoe elke keuze één type onzekerheid verruilt voor een ander.
De kiezer tussen peiling en principe.
Een vlak tussendoor, een peiling van een panel: 63 procent wil in de EU blijven, 33 procent wil eruit. Dat is geen meerderheid voor Nexit, maar wel een ruwe, electorale belofte. In verkiezingskoorts is 33 procent een getal dat hoofden doet draaien en programma’s herschrijft. Het verklaart waarom zelfs partijen die ooit met uitstappretenties flirtten, nu liever “van binnenuit willen hervormen.” Voor Lidewij de Vos is juist dat zinsdeel het bewijsstuk: “het is niet te hervormen.” Voor de tegenpartij is het bewijs van politiek: draagvlak groeit traag, dus hervorm je stap voor stap. Tussen die twee zinnen staat de kiezer, die kiest tussen een sprong en een mars.
Boeren, bloemen en de Brusselse berm.
Neem de boeren. Voor hen zijn Europese regels even tastbaar als de grond onder hun laarzen, mestnormen, derogaties, de vraag of er in Brussel ruimte is voor een Nederlandse uitzondering. Waar De Vos het vernederend vindt dat een minister “naar Brussel om de gunst” moet vragen, zien tegenstanders in diezelfde rit naar Brussel een routine van een Unie: daar waar belangen botsen, wordt soms milimeter voor milimeter terrein gewonnen. Een Nexit zou dat ritueel doorhakken, de vraag is alleen wat ervoor in de plaats komt: nationale vrijheid, ja, maar ook internationale frictie. Voor de teler met verse waar is frictie synoniem met bruine randen op blaadjes die je niet terugverdiend krijgt.
De valkuil van het één‑dimensiedenken.
Geen enkel kamp kan zich verschuilen in één dimensie. Wie uitsluitend soevereiniteit wil, ontdekt dat economie grensoverschrijdend leeft. Wie uitsluitend handel wil, vergeet dat democratische controle geen bijzaak is. De beste bescherming tegen teleurstelling is de erkenning dat uit‑ of in‑stappen geen eindpunt is, maar een begin van heronderhandelen, met jezelf, met je buren, met de markt. Dat geldt binnen de EU (waar nationale regeringen en het Europees Parlement beleid vormen), maar evenzeer daarbuiten (waar bilaterale deals de plek innemen van communautaire verordeningen). Juist dát toont het debat rond Nexit in al zijn meerstemmigheid.
Een politieke roep, een economische echo.
De Vos formuleert het eenvoudig: op twee dure dossiers, migratie en klimaat, levert uitstappen “tientallen miljarden” op, en de Brexit is “meegevallen.” In hetzelfde uur horen we dat het VK’s economie juist kleiner is geworden dan zij anders zou zijn geweest, en dat migratie niet daalde. Dat zijn geen tegenstrijdigheden zónder oplossing; het zijn spanningsvelden die beleid dwingen tot precisie. Wie serieus over Nexit praat, zal elk hoofdstuk moeten doorschrijven tot aan het voetnootniveau: hoe voorkomen we vers verlies in de sierteelt? Wat doen we met bestaande contracten in de zuivel? Hoe naderen we financiële markten, kalm genoeg voor geleidelijkheid, helder genoeg voor vertrouwen? Anders blijft een belofte een slogan en een vrees een karikatuur.
Het beroep op democratische principes verdient serieuze aandacht van beide partijen.
Voorstanders van Nexit wijzen terecht op het democratische ongemak dat ontstaat wanneer besluitvorming ver van burgers voelt. Tegenstanders hebben evenzeer gelijk dat Nederland medevormgever is van de EU‑regels waar het aan gebonden is. De ironie: beide kampen vragen om hetzelfde, nabijheid tussen stem en gevolg. De ene ziet nabijheid in de nationale zetelkamer, de ander in de combinatie van Den Haag met Brussel, waar Nederland gewicht kan uitoefenen juist dankzij zijn lidmaatschap. In die spanning zal de Nederlandse politiek de komende jaren moeten leren bewegen: niet met grootspraak, maar met meetlatten; niet met toverspreuken, maar met routekaarten.
Tussen het veld en de vergadertafel.
Terug naar waar het gesprek begon: in de studio, licht op de gezichten, camera’s die zwijgend aftellen. Aan tafel botst een programmatische visie op de grimmige logica van ketens en containers, van vergunningen en verzendbonnen. Buiten, in een kas vol rozen en in een stal vol routine, tikt de tijd intussen onverschillig door.
Het debat over Nexit is geen theoretische oefening meer, maar een oproep om de greep op ons eigen land terug te nemen. Want wat hebben we nog te winnen bij regels die niet werken, bij klimaatplannen die geen grond raken, bij een Unie die geld uitgeeft dat wij moeten verdienen? Terwijl Brussel stapelt op Brussel, wachten hier de huizen, de boeren, de bedrijven, vast in een web van papieren deugdzaamheid.
Nexit is geen vlucht, maar verzet: tegen de traagheid, de verspilling, de vervreemding van besluitvorming die niemand meer begrijpt. Het is de keuze om weer zelf te bepalen wie we toelaten, wat we bouwen, hoe we werken en waarvoor we staan.
En wie denkt dat dat te groot is voor een klein land, vergeet dat juist kleine landen groot werden door hun zelfstandigheid. Nederland is niet gemaakt om mee te drijven, maar om koers te zetten.
Want pas als we de moed vinden om los te komen van wat ons verlamt, kan politiek weer iets worden van vlees en bloed, en het land opnieuw leren vooruitgaan op eigen kracht.■
