SDG 5: Gendergelijkheid of genderoorlog?

Cartoon van een verbaasde man die vraagt 'Wat is SDG 5?' terwijl hij wijst naar een regenboogvlag met de tekst 'SDG 5 Gendergelijkheid'.

Een kritische blik op de VN-agenda en de gevolgen voor man en vrouw
Het begint onschuldig. Een regenboogfolder bij Shell, een genderneutraal toilet op het station, een NS-omroep die reizigers aanspreekt zonder ‘dames en heren’. Voor velen slechts kleine aanpassingen in het taalgebruik, signalen van een samenleving die zich modern en inclusief wil tonen. Maar volgens critici zoals Rypke Zeilmaker en Tom Zwitser, verbonden aan uitgeverij De Blauw Tijger, gaat er achter dit soort veranderingen een veel grotere en radicalere agenda schuil. Het gaat niet slechts om woorden of symbolen, maar om een fundamentele herdefiniëring van mens en maatschappij: SDG 5 – Gendergelijkheid, onderdeel van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties.

Hun boodschap is prikkelend: “Wat de kraamzuster weet, lijkt de sociaal-wetenschapper vergeten. Een man is een man, een vrouw is een vrouw. Toch beloven de VN ons iets anders.” Volgens hen is gendergelijkheid allang niet meer alleen een streven naar gelijke rechten, maar een project waarin de klassieke rolverdeling tussen man en vrouw wordt afgebroken en vervangen door een technocratische, ideologisch gestuurde herindeling van de samenleving.

Van idealisme naar ideologie.

Gendergelijkheid klinkt sympathiek. Natuurlijk verdient niemand discriminatie, en gelijke kansen in werk en onderwijs zijn een vanzelfsprekende basis in een moderne democratie. Maar Zeilmaker en Zwitser waarschuwen dat de VN met SDG 5 veel verder gaat. In officiële documenten en verdragen is gendergelijkheid gekoppeld aan gelijke uitkomsten: als mannen en vrouwen niet in exact dezelfde verhoudingen voorkomen in statistieken – of het nu gaat om topfuncties, onderwijs, of digitale toegang – dan is er volgens deze logica sprake van uitsluiting.

Dit klinkt theoretisch, maar krijgt in de praktijk tanden via een juridische methode: public interest litigation. Internationale verdragen, vaak opgesteld in wollige taal, worden via actiegroepen en NGO’s in nationale wetgeving verankerd. Zo ontstaat er jurisprudentie waar bedrijven, overheden en zelfs burgers aan moeten voldoen. Een vrijblijvend VN-rapport verandert zo in keiharde regelgeving in de rechtbank.

Een oorlog tegen natuur en traditie?

De critici plaatsen SDG 5 in een lange historische lijn. Karl Marx verklaarde al in het Communistisch Manifest de oorlog aan het gezin als natuurlijke eenheid. De Agenda 2030 zou volgens hen deze strijd nieuw leven inblazen, ditmaal niet met de fabriek als slagveld maar met gender als strijdkreet, en de regenboogvlag als veldteken.

In hun visie is gendergelijkheid een modern vehikel van wat zij een marxistische cultuurstrijd noemen: de natuurlijke verschillen tussen man en vrouw worden weggeredeneerd, vervangen door sociale constructies die maakbaar zouden zijn. Biologische evidentie – van Darwin tot Desmond Morris – zou worden genegeerd of gebagatelliseerd.

Daarbij komt volgens hen een negatief manbeeld naar voren. Mannelijkheid wordt in beleid en media vaak geassocieerd met agressie, gevaar of machtsmisbruik. De enige remedie, zo menen de VN, is regulering en inperking door de staat. “De man als door de staat te castreren agressor,” vat Zeilmaker het kernachtig samen.

Van VN-vergaderzaal tot huiskamer.

Het debat over gendergelijkheid blijft niet beperkt tot beleidsdocumenten. Via NGO’s, media en onderwijs sijpelen de ideeën door in het dagelijks leven. Zo worden scholen aangespoord genderneutraal taalgebruik te hanteren, bedrijven aangemoedigd quota in te voeren en burgers geconfronteerd met veranderde omgangsvormen.

Volgens de critici is dit geen spontane maatschappelijke ontwikkeling, maar een georkestreerde uitrol. Banken en multinationals worden via internationale afspraken gedwongen om SDG-doelen te implementeren. Overheden gebruiken subsidies om genderprojecten te stimuleren. En in de toekomst, zo vrezen Zeilmaker en Zwitser, kan dit uitmonden in een sociaal kredietsysteem naar Chinees model, waarin ook privégedrag langs de meetlat van de SDG’s wordt gelegd.

Statistieken als strijdwapen.

Een belangrijk instrument in deze strijd is de statistiek. Verschillen tussen mannen en vrouwen – of het nu gaat om het gebruik van internet, de verdeling van zorgtaken of de deelname aan de arbeidsmarkt – worden niet langer neutraal vastgesteld, maar direct geïnterpreteerd als ongelijkheid die moet worden rechtgetrokken.

Zo spreekt men van een global gender digital divide omdat wereldwijd 250 miljoen meer mannen dan vrouwen online actief zouden zijn. Ook wordt benadrukt dat vrouwen harder zouden worden getroffen door klimaatverandering, of dat zij structureel meer zorgtaken vervullen. Feiten worden zo frames: elk verschil wordt een probleem dat de staat en haar bondgenoten moeten oplossen.

De paradox van emancipatie.

Ironisch genoeg, stellen de auteurs, komt veel beleid dat zogenaamd vrouwen moet bevrijden neer op meer afhankelijkheid van de staat. Waar het feminisme ooit begon als strijd voor autonomie, leidt de institutionele variant van gendergelijkheid volgens hen juist tot juridisering en bureaucratisering van de intieme sfeer.

Relaties tussen man en vrouw worden onderwerp van regelgeving, bedrijven moeten quota rapporteren, en internationale verdragen dringen door tot in nationale grondwetten. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet – het non-discriminatieartikel – zou hiervan een voorbeeld zijn: nobel in intentie, maar in praktijk een instrument om kritiek op genderbeleid of migratie via de rechter te smoren.

Een alternatief mannelijkheidsideaal.

Maar de kritiek blijft niet alleen negatief. Zeilmaker en Zwitser benadrukken dat er ook een positief manbeeld bestaat, geworteld in de christelijke traditie: geen agressie, maar zelfopoffering, verantwoordelijkheid en bescherming van gezin en gemeenschap. Een man hoeft geen gecastreerde ‘nivea-man’ te worden, maar ook geen *nihilistische machtszoeker.

*Een nihilistische machtszoeker = iemand die macht nastreeft zonder waarden of idealen, puur om controle en invloed te hebben, zonder moreel kompas.

De Amerikaanse filosoof Harvey Mansfield wordt aangehaald als denker die pleit voor een herwaardering van klassieke mannelijkheid. Mannelijkheid kan, naast kracht en risico, ook deugd en verantwoordelijkheid belichamen. Daarmee biedt dit ideaal een tegenwicht tegen het negatieve frame van de man als louter gevaarlijk wezen.

Geld en macht.

Wie profiteert er van SDG 5? Volgens de critici vooral NGO’s, ambtenaren en internationale instituties. Subsidiepotten worden gevuld, banen voor genderexperts gecreëerd en multinationals krijgen een keurmerk waarmee ze zich moreel kunnen profileren. Ondertussen blijft de feitelijke onderdrukking van vrouwen in landen als Jemen of Saoedi-Arabië grotendeels buiten beeld.

Nederland speelt hierin een actieve rol: jaarlijks gaan tientallen miljoenen euro’s subsidie naar honderden organisaties die zich met genderprojecten bezighouden, van juridische steun in Zimbabwe tot campagnes rond “gender sensitive peace initiatives”. Voor Zeilmaker en Zwitser is dit bewijs dat het vooral een banenmachine is, eerder dan een daadwerkelijke emancipatiebeweging.

De clash van wereldbeelden.

Uiteindelijk gaat het volgens hen niet om feiten of cijfers, maar om een botsing van levensbeschouwingen. Aan de ene kant een technocratisch, maakbaarheidsdenken waarin de staat en internationale instituties verschillen willen uitwissen. Aan de andere kant een meer traditionele visie waarin natuurlijke verschillen worden erkend en gewaardeerd, en waarin vrijheid en verantwoordelijkheid centraal staan.

De auteurs waarschuwen dat wie zich inlaat in een debat dat uitsluitend draait om statistieken en wetenschappelijke claims, al verloren heeft: “Het gaat niet om feiten, maar om wereldbeschouwing.”

Slotbeschouwing.

SDG 5 is daarmee veel meer dan een nobel doel op papier. Voorstanders zien het als noodzakelijke stap richting een inclusieve en rechtvaardige samenleving. Tegenstanders zoals Zeilmaker en Zwitser zien er een gevaarlijke ideologische agenda in, die traditionele verbanden afbreekt, mannen stigmatiseert en burgers afhankelijk maakt van een steeds machtiger staat.

De waarheid ligt wellicht ergens in het midden. Wat onmiskenbaar is, is dat de discussie over gendergelijkheid niet vrijblijvend is. Het raakt aan de kern van hoe wij samenleving, gezin en individu begrijpen. Is gender een sociale constructie die eindeloos kneedbaar is, of een biologische realiteit die slechts om erkenning vraagt?

Wie het antwoord weet, mag het zeggen. Maar één ding staat vast: het debat over SDG 5 zal ons nog jarenlang bezighouden. ■

Bron: Blauwe Tijger studio’s.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *