Een stille revolutie voltrekt zich. Terwijl politici en internationale organisaties ons beloven dat de circulaire economie de sleutel is tot een duurzame toekomst, waarschuwen critici als Rypke Zeilmaker en Tom Zwitser dat er meer speelt: een sluipende verschuiving van privébezit naar collectief gebruik. Achter de vriendelijke termen van de VN-doelen en de beleidsstukken van de Rijksoverheid gaat volgens hen een fundamentele transformatie van de samenleving schuil.
De belofte van circulair.
In de officiële agenda van de Verenigde Naties is SDG12 (Sustainable Development Goal 12) het doel van “Verantwoorde consumptie en productie”. De belofte klinkt sympathiek: minder afval, meer hergebruik, een samenleving waarin materialen niet langer op de afvalberg eindigen maar eindeloos circuleren.
Concreet wil de Nederlandse overheid in 2030 de helft van alle afval hoogwaardig hergebruiken en in 2050 zelfs álle materialen. Het klinkt als een logische stap in een wereld met groeiende bevolkingen en slinkende grondstoffen. Maar, zo stellen Zeilmaker en Zwitser, achter deze nobele taal schuilt een agenda die nauwelijks wordt besproken in de krant of op het journaal: de uitholling van eigendom.
Van bezit naar bruikleen
De kern van de circulaire economie zoals de overheid die definieert, draait niet om afval, maar om eigendom. In de Uitvoeringsagenda Circulaire Economie 2019-2023 staat letterlijk dat businessmodellen in de toekomst “veel meer uitgaan van bruikleen dan van bezit”.
Dat principe wordt verpakt in een modern jasje:“Product as a Service” (PAAS). De fabrikant blijft eigenaar, de consument wordt huurder of gebruiker.
U koopt straks geen wasmachine meer, u huurt een “wasbeurt-abonnement” bij een multinational.
U bezit geen auto, maar betaalt voor “mobiliteit per kilometer”.
Zelfs uw meubels of elektronica zouden slechts tijdelijk bij u “in bruikleen” zijn.
Volgens critici is dit niets minder dan een stap richting de afschaffing van privé-eigendom, iets wat decennialang enkel in communistische staatsmodellen werd nagestreefd.
De rekenmodellen als dwangmiddel.
Hoe wordt deze verandering afgedwongen? Niet direct door verbodswetten, maar via rekenmodellen en labels die bestuurders in handen geven.
Net als bij het stikstofmodel Aerius, dat boeren tot kostbare aanpassingen dwong, wordt de circulaire economie ondersteund door cijfers en indices die objectiviteit suggereren maar in de praktijk leiden tot één conclusie: u moet betalen.
Of het nu gaat om het energielabel voor woningen, de ecologische voetafdruk, of de CO₂-heffing – steeds opnieuw worden particulieren en ondernemers geconfronteerd met extra lasten, terwijl grote bedrijven zich dankzij subsidies en constructies weten te verrijken.
*“Een economie van dwang en bedrog met een filantropisch vernis,” noemen Zeilmaker en Zwitser het.
*“Een economie van dwang en bedrog met een filantropisch vernis,” noemen Zeilmaker en Zwitser het. Dat klinkt scherp, maar de voorbeelden stapelen zich op. Neem het energielabel voor woningen: huiseigenaren worden verplicht te investeren op basis van modellen die de werkelijkheid vaak niet weerspiegelen. Een kleine ingreep kan de score kunstmatig verbeteren, terwijl het daadwerkelijke energieverbruik nauwelijks verandert. Toch wordt het beleid gepresenteerd als een nobele bijdrage aan het klimaat, terwijl vooral keuringsinstanties en installateurs profiteren.
Of kijk naar de windmolens die ons land overspoelen. Onder druk van klimaatdoelen worden ze overal gebouwd, vaak tegen de wil van omwonenden. Na 25 jaar zijn hun reusachtige wieken niet recyclebaar en worden ze begraven, maar toch blijft de overheid spreken van een “circulaire oplossing”. Het groene filantropische vernis verhult dat projectontwikkelaars en investeerders de echte winnaars zijn.
En dan is er de afvalverbranding, die jarenlang in de statistieken gold als hernieuwbare energie. In werkelijkheid is het de laagwaardigste manier van hergebruik: simpelweg afval opstoken. Toch werd dit gepresenteerd als circulair beleid, met een beroep op planeet en gezondheid. De burger betaalt, de industrie vangt de winst.
Drie voorbeelden, één patroon: achter de idealistische taal van duurzaamheid schuilt een praktijk van dwang, bedrog en kostenafwenteling – steeds verpakt in een moreel jasje om draagvlak te creëren.
Humor als wapen.
In hun satirische shows bij De Blauw Tijger gebruiken Tom en Rypke woordkunst en ironie om deze agenda te ontleden. Zij spreken van “circulisme, het nieuwe communisme”, en laten in Polygoon-stijljournaals zien hoe politici en klimaatactivisten elkaar de hand boven het hoofd houden.
Wat zij blootleggen met satire, krijgt steeds meer bijval in serieuze analyses: het ideaal van 100% hergebruik is natuurkundig onmogelijk. Door de wet van de entropie gaat bij elke recycling een deel van de kwaliteit verloren.
Een oude tafel kan nog brandhout worden, maar nooit opnieuw dezelfde hoogwaardige tafel. En toch wordt de illusie in beleidsstukken gehandhaafd dat afval volledig kan worden uitgebannen – mits er genoeg belastinggeld in wordt gepompt.
De natuur zelf recyclet niet perfect.
Een belangrijk argument van de critici: zelfs de natuur is niet circulair.
Zuurstof, ooit een “afvalstof” van primitieve bacteriën, verdreef ander leven naar ondergrondse niches.
Iedere energiestroom in de natuur beweegt van hoog naar laag, met verlies onderweg.
“De aarde is één grote verspiller,” stellen de heren. Het idee dat mensen dat proces volledig circulair kunnen maken, noemen ze “blabla met een toverwoord”.
Politiek ideaal versus economische realiteit.
Toch zet de overheid door. Waarom? Omdat de circulaire agenda niet alleen gaat over duurzaamheid, maar ook over macht en controle.
Wanneer eigendom wordt vervangen door bruikleen:
Wordt de burger afhankelijk van leveranciers en overheid.
Kan gebruik worden gekoppeld aan voorwaarden: CO₂-budgetten, sociale scores, belastingafdrachten.
Verdwijnt de vrijheid om zélf te beschikken over bezit.
Het ideaal van “niemand bezit iets, en iedereen is gelukkig”, dat in 2016 door het World Economic Forum werd gepropageerd, krijgt zo handen en voeten.
Van boer tot burger: de praktijk.
Een boer bezit straks misschien niet langer zijn eigen grond en vee, maar werkt als “beheerder” in dienst van een investeringsfonds dat de boerderij als asset bezit. Dezelfde logica geldt voor burgers: een huis, een auto, of een computer zijn niet langer van jou, maar onderdeel van een systeem waarin gebruiksrechten via abonnementen en contracten worden verdeeld.
Deze beweging wordt versterkt door de energietransitie. Waar goedkope energie recycling betaalbaar zou kunnen maken, wordt die goedkope energie juist stelselmatig uitgefaseerd. Wind- en zonne-energie zijn minder efficiënt, duurder en afhankelijk van subsidies. Het gevolg: hogere prijzen, minder vrijheid.
De hypocrisie van windmolens en afval.
De circulaire belofte botst bovendien met de realiteit van de “duurzame” industrie.
Windmolens: na 25 jaar zijn hun wieken niet te recyclen en worden ze begraven in de grond.
Zogenaamde hernieuwbare energie: in 2010 bestond meer dan de helft ervan uit simpelweg het verbranden van afval – de meest laagwaardige toepassing denkbaar.
Circulair klinkt mooi, maar de praktijk laat vooral subsidiegedreven schijnoplossingen zien.
De sociale component.
Naast de economische en natuurkundige kritiek is er ook een sociaal aspect. Door eigendom te vervangen door collectief gebruik, wordt de middenklasse uitgehold. Bezit is immers altijd een buffer geweest tegen armoede en afhankelijkheid.
Wie geen eigendom heeft, maar alles huurt, staat bij elke crisis of beleidswijziging met lege handen. De afhankelijkheid van overheid en multinationals neemt toe.
Waarom dit alles?
Volgens Zeilmaker en Zwitser is het antwoord eenvoudig: macht en geld.
Bedrijven verdienen aan eindeloze abonnementen in plaats van eenmalige aankopen.
Overheden vergroten hun controle over burgers via regels, labels en modellen.
Ideologische stromingen zien hun collectivistische droom werkelijkheid worden.
Wat wordt verkocht als een duurzame toekomst, is volgens hen in werkelijkheid een systeem dat kosten socialiseert en winsten privatiseert.
Satire met een serieuze ondertoon.
Hoewel Rypke en Tom hun boodschap vaak brengen met humor, gaat het om een serieus signaal. Hun parodie op het **Polygoonjournaal laat zien hoe absurd de officiële retoriek soms klinkt, maar achter die absurditeit schuilt een realiteit waarin burgers stap voor stap hun vrijheid verliezen.
**Om hun punt kracht bij te zetten, grijpen Zeilmaker en Zwitser terug op een vertrouwd icoon uit de Nederlandse mediageschiedenis: het Polygoonjournaal. Van de jaren twintig tot begin jaren tachtig kregen miljoenen bioscoopbezoekers hun nieuws voorgeschoteld in statige zwart-witbeelden met een plechtig stemgeluid dat niet zozeer informeerde, maar overtuigde. Het journaal was meer dan nieuws: het was ook subtiele propaganda, verpakt als objectieve verslaggeving. Precies dát maakt de satirische parodie van De Blauw Tijger zo raak. Door hedendaagse klimaat- en circulaire beleidsboodschappen in dat stijve format te gieten, wordt hun absurditeit pijnlijk zichtbaar.
Conclusie: de strijd om eigendom.
De discussie over SDG12 is dus meer dan een technocratisch debat over afvalscheiding of recycling. Het gaat over de kern van onze samenleving: blijft eigendom een grondrecht, of wordt alles bruikleen in een wereld van abonnementen en verplichtingen?
Voorstanders zien de circulaire economie als een noodzakelijk antwoord op klimaatproblemen en grondstoffenschaarste. Tegenstanders waarschuwen dat de prijs niet alleen financieel is, maar ook fundamenteel: verlies van vrijheid en eigendom.
De toekomst van SDG12 is daarmee niet alleen een beleidsvraag, maar een strijd om de ziel van onze samenleving.
Slotzin: Of de circulaire economie ons redt of ons berooft, zal niet worden beslist in beleidsnota’s of rekenmodellen, maar in de vraag die iedere burger zichzelf moet stellen: is een wereld zonder eigendom werkelijk een vooruitgang – of het einde van onze vrijheid?■