In de zinderende hitte van de volle rechtszaal van de Raad van State stond huisarts Jan Vingerhoets oog in oog met het hoogste bestuursorgaan van ons land.
De stilte was bijna tastbaar toen hij aan zijn betoog begon, niet als een man die zijn eigen reputatie verdedigde, maar als iemand die meende te vechten voor de ziel van de geneeskunde zelf.
Vingerhoets ging in hoger beroep tegen een boete die hem door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) was opgelegd.
Zijn “misdrijf”: het voorschrijven van Ivermectine aan Covid-19-patiënten. Een middel dat volgens officiële protocollen niet werd aanbevolen, maar waarvan de huisarts overtuigd was dat het in bepaalde gevallen kon helpen.
De zaak overstijgt echter de vraag of Ivermectine nu wel of niet effectief is. Hier gaat het om de fundamentele vrijheid van een arts om op basis van kennis, ervaring en geweten te handelen, ook wanneer dat botst met rigide richtlijnen.
En, zo benadrukte Vingerhoets herhaaldelijk, om het vertrouwen in de arts-patiëntrelatie, dat volgens hem steeds verder wordt uitgehold.
Een rechtszaal als strijdtoneel.
“Stelt u zich eens voor,” begon Vingerhoets, en zijn stem droeg ver door de hoge zaal.
“Een arts handelt uit compassie met zijn patiënten en wordt vervolgens achtervolgd in een juridische haarkloverij over een wet waarover meerdere rechters het onderling niet eens worden. En dat jarenlang.”
Het beeld dat hij schetste was even schrijnend als herkenbaar voor wie de afgelopen jaren de medische en politieke storm rond corona heeft gevolgd: een overheid die harde protocollen oplegt, politici die onwelgevallige vragen ontwijken, en artsen die het gevoel hebben dat hun medemenselijkheid wordt afgestraft.
*Kafka in de zorg.
In zijn pleidooi verwees Vingerhoets naar eerdere rechtszaken waarin de IGJ op de vingers werd getikt, zoals het beroemde *“metadonbriefarrest” uit 1986.
Daarin oordeelde de Hoge Raad dat de inspectie alleen mag ingrijpen als er een duidelijke wettelijke basis is. En juist daaraan, stelde hij, ontbreekt het in zijn zaak.
“Als rechters het onderling fundamenteel oneens zijn over de juiste uitleg van een wetsartikel,” zei hij, “dan is de enig mogelijke conclusie dat die wettelijke basis helemaal niet duidelijk is.”
Volgens hem zijn de brieven van de inspectie in feite onwettig. En toch wordt zijn zaak voor de zoveelste keer behandeld, terwijl off-label voorschrijven, het gebruik van medicijnen buiten hun officiële indicatie, in de dagelijkse medische praktijk schering en inslag is.
“Waarom nu ineens wel?”, vroeg hij hardop. Een hooggeplaatst medisch medewerker had hem ooit gezegd: ‘Waarom jullie voor de rechter moeten komen is mij een raadsel. Maar een medische reden kan het onmogelijk hebben.’
Geld, macht en de mRNA-prik.
Het antwoord op die vraag gaf Vingerhoets zelf: de mRNA-prikken waren een goudmijn voor de farmaceutische industrie.
Ze werden volgens hem opgedrongen aan iedereen, ook aan mensen die vrijwel geen risico liepen. Zijn vroege behandeling met veilige, goedkope middelen zoals Ivermectine leverde niets op voor de industrie, maar bedreigde wél hun verdienmodel.
“En daarom, en alleen daarom, moesten wij hard worden aangepakt,” zei hij, terwijl hij zijn blik over de zaal liet gaan.
Hij trok parallellen met eerdere medische tragedies: Softenon, het poliovaccin uit 1955, Pandemrix, DES-hormoon, en Vioxx. Middelen die officieel werden aanbevolen, maar uiteindelijk duizenden slachtoffers maakten. Zijn punt: artsen die blind richtlijnen volgen lopen zelden risico, maar hun patiënten des te meer.

Off-label voorschrijven.
Artsen schrijven regelmatig medicijnen voor buiten hun officiële indicatie. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij antidepressiva tegen chronische pijn, of bij medicijnen voor volwassenen die ook bij kinderen effectief zijn. Juridisch is dit toegestaan, mits het medisch verantwoord is.
Het hart uit de geneeskunde.
De kern van Vingerhoets’ boodschap was eenvoudig, maar indringend: protocollen mogen nooit de plaats innemen van compassie en gezond verstand. In zijn ogen verandert rigide regelgeving artsen in uitvoerders, niet in behandelaars.
“Het haalt het hart uit de medemenselijkheid in de geneeskunde,” zei hij. “Het is geen bescherming, het is verwaarlozing.”
Hij schetste een beeld van een gezondheidszorg waarin wetenschap is vervangen door marketing en belangen belangrijker zijn dan mensen. Kritische stemmen worden gesmoord, en het menselijke gezicht van de overheid lijkt verdwenen.
De menselijke maat op het hakblok.
“Deze zaak gaat niet over een kritische dokter,” benadrukte Vingerhoets. “Het is niet de arts, maar de menselijke maat, de medische empathie zelf die hier terechtstaat.” Hij verwoordde het als een strijd om het bestaansrecht van compassie in de zorg. Als het volgen van je geweten strafbaar wordt, zo waarschuwde hij, verliest de rechtspraak haar morele kompas en sterft de medemenselijkheid een stille dood.
Een oproep aan de Raad van State.
Zijn slotwoorden waren bijna een smeekbede: “Laat u niet gebruiken om de wet te misbruiken als wapen tegen medemenselijkheid. Want eens komt er voor ons allemaal een moment waarop wij diezelfde medemenselijkheid heel hard nodig zullen hebben.”
De zaal bleef stil toen hij zijn papieren neerlegde. Niet omdat iedereen het met hem eens was, maar omdat zijn woorden onmiskenbaar gewicht hadden.
Meer dan een individueel geschil.
Juridisch gezien gaat deze zaak over een boete. Politiek gezien over hoe ver de overheid mag gaan in het controleren van medische keuzes.
Maar moreel gezien, zeggen sympathisanten van Vingerhoets, gaat het over iets veel fundamentelers: of er in de zorg nog ruimte is voor maatwerk, intuïtie en de menselijke maat.
Zijn tegenstanders wijzen erop dat protocollen juist bedoeld zijn om willekeur en gevaarlijke experimenten te voorkomen. Maar Vingerhoets draait het om: protocollen kunnen net zo goed leiden tot massale schade, juist wanneer niemand nog kritisch durft te kijken.
Herhaling als waarschuwing.
De huisarts kwam meermaals terug op dezelfde kernpunten, alsof hij bang was dat ze zouden ondersneeuwen in de juridische details:
- Artsen moeten kunnen handelen naar geweten, zeker in crisistijd.
- Off-label gebruik is normaal in de medische praktijk, en vaak veilig.
- De wettelijke basis voor de boete ontbreekt.
- Het probleem zit niet in de medische inhoud, maar in de economische en politieke belangen.
- Compassie mag nooit strafbaar zijn.
Een zaak met een lange schaduw.
Wat de Raad van State ook zal beslissen, de uitkomst zal gevolgen hebben die verder reiken dan het lot van één huisarts. Een uitspraak in het voordeel van Vingerhoets zou kunnen betekenen dat artsen meer ruimte krijgen om van protocollen af te wijken. Een uitspraak tegen hem zou een signaal zijn dat die ruimte juist verder wordt ingeperkt.
In beide gevallen blijft de vraag hangen: hoeveel vertrouwen mag de samenleving nog hebben in de individuele afweging van een arts?
De blik vooruit.
Voorlopig blijft Vingerhoets strijdbaar. “Wij vertikken het om de medemenselijkheid op te offeren,” zei hij in zijn pleidooi. Hij weet dat de publieke opinie verdeeld is, maar gelooft dat zijn zaak uiteindelijk meer mensen aan het denken zal zetten.
Want als er één boodschap is die hij keer op keer herhaalt, is het deze:
“Aan u de taak om te voorkomen dat het zwaard van Justitia de doodsteek geeft aan de medemenselijkheid.” ■
* Kafka in de zorg: als regels en bureaucratie je het gevoel geven dat je in een nachtmerrie bent beland. Genoemd naar Franz Kafka (1883–1924), schrijver van absurde verhalen waarin machteloosheid en verwarring de hoofdrol spelen.
**Kader: Het metadonbriefarrest (1986)
In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat de IGJ alleen mag ingrijpen in het handelen van artsen als er een duidelijke wettelijke basis is. De inspectie had in de jaren ’80 een arts berispt voor het voorschrijven van methadon, maar kreeg ongelijk. Dit arrest speelt een centrale rol in de argumentatie van Vingerhoets.
Bron: Indepen Nieuws, rechtbankverslag Raad van State, pleidooi dr. Jan Vingerhoets
Eén gedachte over “Huisarts trekt ten strijde tegen boete: “Het is de medemenselijkheid die hier terechtstaat””