Wie betaalt de rekening, het is de eenvoudigste vraag van allemaal, maar in dit dossier klinkt er vooral stilte. Aan de rechtbankdeur blijft het stil, in de gang van het omroephuis blijft het stil, op straat blijft het stil. De camera draait, de microfoon staat open, medewerkers lopen gehaast door, en telkens blijft die ene kernvraag hangen, wie financiert de rechtszaak van Raisa Blommenstein. Terwijl antwoorden uitblijven, stapelen de signalen zich op. Meerdere oud‑medewerkers zeggen dat Ongehoord Nederland de kosten draagt, en er is een gelekte brief van een toezichthouder die dezelfde richting op wijst. De omroep zelf geeft geen duidelijk ja en geen duidelijk nee, en precies daardoor is dit geen randverhaal, maar een verhaal over journalistieke integriteit, over publiek geld, en over de grenzen van belangenverstrengeling.
Van privébericht naar publieke kwestie.
De aanleiding is bekend en concreet. Blommenstein werd veroordeeld wegens groepsbelediging en smaad, na een bericht op haar persoonlijke socialemedia‑account waarin zij mensen met een zwarte huidskleur op denigrerende wijze aanduidde. In het dossier wordt de term letterlijk geciteerd, negroïde primaten, en dat is de formulering die de strafzaak in beweging zet. Blommenstein benadrukt vervolgens dat het om een privé‑uiting gaat, niet om werk voor de omroep, en dat onderscheid is juridisch relevant. In beeld noemt zij de veroordeling een zwarte dag voor de democratie en de vrijheid van meningsuiting, zij gaat in hoger beroep, ze houdt vast aan de lijn dat dit losstaat van haar rol bij Ongehoord Nederland.
In de praktijk schuift dat onderscheid echter op, want Ongehoord Nederland wijdt herhaaldelijk reportages aan de zaak. Er worden items gemaakt over de regiezitting en over het verloop van het hoger beroep, de camera volgt Blommenstein in en rond het gerechtsgebouw, er staat een presentator naast haar, er is een journalist die vragen stelt, een cameraman kadreert, een jurist verschijnt in beeld. Al die rollen komen samen in één productie, en al die rollen worden, zoals bij een publieke omroep gebruikelijk is, betaald uit publieke middelen. De transparantie die hier vanzelfsprekend zou moeten zijn, blijft uit, de kijker krijgt niet te weten hoe de juridische verdediging wordt bekostigd.
De vraag die niemand wil beantwoorden.
De vraag wie de rechtszaak betaalt, wordt in verschillende settings gesteld, bij de ingang van de rechtbank, op de stoep, bij het omroephuis. Antwoorden blijven uit. Geen interviews vandaag, we hebben haast, stel die vraag aan iemand anders, het zijn steeds varianten van hetzelfde ontwijkende refrein. Oud‑medewerkers vertellen intussen onafhankelijk van elkaar dat niet Blommenstein zelf, maar de omroep de proceskosten draagt, intern algemeen bekend, tot ieders verbazing, zo klinkt het. Aan het hoofdredactionele front wordt gewezen op jaarverslagen en op controle door de NPO, maar daarmee wordt niet gezegd wat hier gevraagd wordt, er komt geen ondubbelzinnige ontkenning en geen bevestiging. Wie de uitzendingen ziet, ziet verslaggeving, maar niet de disclosure die bij dit onderwerp hoort.
Donaties van volgers en een tweede geldstroom.
Toen het Openbaar Ministerie haar vervolging aankondigde, deed Blommenstein een open oproep aan haar achterban. Ze zei de kosten niet alleen te kunnen dragen en vroeg om financiële steun, zodat zij goede advocaten en deskundigen kon bekostigen. Donaties kwamen binnen, het doel leek helder. Volgens meerdere oud‑medewerkers nam Ongehoord Nederland later de kosten over, terwijl donateurs niet zijn geïnformeerd over die verandering. In de bron wordt beschreven dat de bijdragen van volgers in een eigen fonds of op een persoonlijke rekening terechtkwamen, terwijl de omroep de rekening van de rechtszaak op zich zou hebben genomen. Het verwijt is scherp, donateurs schonken voor een verdedigingskas waarvan de noodzakelijkheid op dat moment al elders werd afgedekt, en in de uitzendingen werd nergens zichtbaar gemaakt dat de omroep zelf financieel betrokken was.
De gelekte brief van de toezichthouder.
De stilstand in de publieke beantwoording krijgt gewicht zodra een vertrouwelijke brief van Baou Geersing opduikt, een oud‑NOS‑directeur die kort voor zijn overlijden lid was van de Raad van Toezicht van Ongehoord Nederland. In die brief aan het Commissariaat voor de Media, zo wordt in het dossier weergegeven, bespreekt Geersing de opeenstapeling van rollen bij Blommenstein, activist, opiniemaker, presentator, verslaggever, juridisch medewerker, en hij verbindt daar een heldere consequentie aan. Als een gezichtsbepalende medewerker zo veel petten tegelijk draagt, dan raakt een veroordeling in haar privérol ook de omroep, temeer als de omroep haar proceskosten betaalt. Geersing schrijft dat de directie geen duidelijke scheiding aanbrengt tussen de verschillende identiteiten van medewerkers, en stelt de vraag of dat de geloofwaardigheid van de omroep versterkt of juist schaadt. De kern van zijn boodschap is eenvoudig, wie anderen streng toetst, moet zichzelf minstens zo streng toetsen, anders verliest de norm zijn kracht.
Meerdere functies, één zwaartepunt.
In gesprekken met oud‑medewerkers wordt Blommenstein neergezet als een spilfiguur binnen de organisatie. Zij zou de marketing van de socials doen, juridisch medewerker zijn, voorheen presentator en later commentator, en in groepsvergaderingen met het bestuur soms het woord nemen namens het bestuur. Volgens diezelfde stemmen beïnvloedt haar juridische rol waar het geld aan wordt besteed, wat ten koste gaat van andere prioriteiten van de omroep, het geld zou vooral richting Blommenstein vloeien. Daarbij worden bedragen genoemd die tussen de honderdvijftig en honderdtachtigduizend euro per jaar liggen, als facturatie voor de veelheid aan functies. Het zijn verklaringen van bronnen, er is geen publiek in te zien document in het aangeleverde materiaal dat dit specificeert, de omroep heeft in de geciteerde scènes geen cijfers overgelegd, maar het beeld dat oud‑medewerkers schetsen is consistent en wordt in de tijd niet gecorrigeerd met concrete tegenspraak.
Reizen, hotels en producties met smalle oogst.
Naast de juridische kosten wordt in het materiaal gesproken over bestedingen aan reizen en verblijf. Er is sprake van een dure reis naar Florida in december 2024, er worden luxe hotels genoemd in het buitenland waar vervolgens één video uit voortkomt, er is sprake van overnachten bij binnenlandse opnames terwijl de locatie op anderhalf uur rijden lag. Het gaat niet om het verbod op reizen, het gaat om de toon van de verhalen, ze tekenen een bestedingspatroon dat schuurt met het imago van een omroep die kritisch is op verspilling van belastinggeld. Juist bij een club die zegt de vergeten Nederlander een stem te geven, voelt het wrijven als rekeningen hoog oplopen voor producties met een magere oogst.
Journalistieke normen zonder toelichting.
De journalistieke norm is helder, als een redactie bericht over een zaak waarin een eigen medewerker onderwerp is, dan hoort daar een expliciete toelichting bij over rollen en belangen. Wie staat er voor de camera, wie filmt, wie monteert, wie is er juridisch betrokken, wie betaalt wie. In de beschreven items ontbreekt die disclosure. De kijker ziet een presentatrice die tegelijk onderwerp is, een jurist die optreedt, een redacteur die vragen stelt, maar hoort niet hoe de financiële lijnen lopen. Dat is het verschil tussen verslaggeving die te vertrouwen is en verslaggeving die vragen opwekt. Het hoeft de inhoud niet te veranderen, het geeft de kijker de context om te begrijpen wat hij ziet.
Hoor en wederhoor, en de muren die opkomen.
De pogingen tot hoor en wederhoor leveren vooral gesloten deuren op. Aan de rechtbankdeur is het geen interview vandaag, in de hal van de omroep is het we hebben haast, voor het hoofdkantoor wordt verwezen naar anderen of naar procedures. Taxi’s rijden rondjes, beveiliging wordt genoemd, medewerkers ontwijken de camera. Een presentator geeft aan dat hij desnoods navraag zal doen, maar ook dat blijft zonder vervolg. Een leidinggevende zegt dat bronnen niet automatisch feiten zijn en waarschuwt voor rancune bij vertrekkers, maar hij ontkent evenmin dat de omroep betaalt. Wat opvalt, niemand spreekt die dag het simpele woord uit dat de mist zou kunnen optillen, niemand zegt hardop de omroep betaalt niet, of de omroep betaalt wel, zodat het publiek weet waar het aan toe is.
Vrijheid van meningsuiting en de rekening van de burger.
De zaak heeft een morele lading die in het dossier voelbaar is. De veroordeling gaat over uitlatingen die een groep mensen op ras beledigen, en juist daarom voelt het voor critici wrang als publieke middelen de verdediging van die uitlatingen zouden bekostigen. Het botst met het publieke profiel van Ongehoord Nederland als club die verspilling van belastinggeld aan de kaak stelt. Wie anderen streng aanpakt op belastingcenten, moet in eigen huis laten zien dat elke euro klopt. In de reportages komt dat niet naar voren, en zolang dat zo blijft, zal de verdenking blijven bestaan dat de lat voor zichzelf lager ligt dan voor de rest van het veld.
Wat de bron wel laat zien, en wat niet.
De aangeleverde verslaglegging laat scherp zien wat er gebeurde voor de camera, herhaalde vragen, herhaalde ontwijkingen, citaten van oud‑medewerkers, de gelekte brief van een toezichthouder, concrete voorbeelden van rollen en mogelijke bestedingen, en het patroon van disclosure die ontbreekt. Wat de bron niet laat zien, zijn officiële, openbaar beschikbare specificaties van juridische kosten per dossier, of een formele reactie van het Commissariaat op de brief. Het is precies die kloof die tot wantrouwen leidt. Zolang de omroep zelf geen harde cijfers geeft en geen heldere bewoordingen kiest, is het logisch dat de vraag wie betaalt blijft rondzingen.
De geloofwaardigheid van de tegenstem.
Ongehoord Nederland positioneert zich als alternatief voor de mainstream, een plek voor wie zich niet vertegenwoordigd voelt. Juist daarom gelden strenge eisen aan transparantie. Een tegenstem is geloofwaardig als hij ook tegen zichzelf spreekt wanneer dat moet. Dat is geen retoriek, dat is hygiëne. Een omroep die kritische items maakt over uitgaven van anderen, kan zich niet veroorloven onduidelijk te zijn over eigen geldstromen wanneer die raken aan een persoonlijke strafzaak van een gezichtsbepalende medewerker. De gelekte brief van Geersing, de getuigenissen van oud‑medewerkers en de zwijgzaamheid op de momenten dat er verantwoording gevraagd werd, vormen samen geen vonnis, maar wel een dringende oproep om het licht aan te doen.
Slot, de persoonlijke noot en een scherpe conclusie.
Tot hier waren het feiten, citaten en documenten. Maar in de bron klinkt ook een persoonlijke stem, geen redactioneel oordeel, maar de mening van een kijker die zich jarenlang verbonden voelde met ON en nu afhaakt. Die stem zegt: “Vrijheid van meningsuiting is heilig, ook als ik het inhoudelijk afkeur. Maar niet op kosten van de belastingbetaler. ON was voor mij nog de enige omroep die ik vertrouwde, dit is de druppel. Media moeten commercieel of stoppen. Geen cent subsidie meer.”
En dan volgt iets wat het beeld completer maakt: “Ik heb FVD gestemd, Pepijn van Houwelingen is voor mij het beste Kamerlid. FVD is de meest sociale club voor Nederlanders. Toch merk ik dat links en rechts maar labels zijn. Ik deel nu een artikel van Left Laser en denk: misschien ben ik wel links. Eigenlijk doet het er niet toe. Het gaat om principes, en transparantie is zo’n principe.”
Dat is geen randverschijnsel, het is precies waar publieke omroepen hun mandaat aan ontlenen, niet aan de fanclub, maar aan sceptische kijkers die bereid zijn te vertrouwen zolang er openheid is. Transparantie is hier geen formaliteit, maar het fundament onder legitimiteit. Daarom eindigt dit verhaal niet met een verzachtende formulering, maar met een heldere grens, als een omroep die zegt de stem van het volk te zijn, niet durft te zeggen wie de rekening betaalt, dan is het tijd dat het volk de stekker eruit trekt.■
Bron: Left Laser
